Skip to main content

‹‹‹ prev (43)

(45) next ›››

(44)
Tot den Leczer.
wat in ons is tot zijn vviilige gehoorfaamheidt te buigen 5
’t vvelk den Pfopheet aldus uitdrtfkt; Ziet een man wim
Kaam is Semite, \al dm Tempel des Heeren bouwen, en by \al
den Cinaat draagen, en by ytl ■spttenenheerfchen op opjnen throon,
tnhy fal Friefier \ijnop \ijnen thnon, Zacb.i: 12,13. De Heere
jefus is verhoogt tot een Vorft, om te geven bekeering en
vergeving, Hand,, vers 31. Hy isgekomen, om de wer-
ken des Duyvels in ons krachtdaadelijk te verbreeken,
1 lob. vers 8, enomon& te trekken uit defe tegenvvoor-
dige boofe wereldt, Gal. 1: vers 4. en ons te verloflen uit
onfe ydele WandeHng, 1 Vet. 1: vers j 8. en ons zaligh te
waken van onfe ftmden, Math. 1:21.21. Hy zoude als Ko-
ning ons doen wandelen in zijn infettingen, Erych. 36:
vers zy. en t’onderbrengen en dampen onfe zonden, Mich.j:
•vers 16. werkende alle onie vvefken in ons ende voorons,
■Jefa zG. vers n. alfoo hy bet is, dievverkt hetvvillenen
■werken na zijn wel-behaagen, opdatwry zooonfezalig-
heidtwerken in vreefen en beven, Tbihpp. 2: vers 12,13.
iiy moeten zal onsyverigmakenin goede werken. Tit. 1:
2;. 14. en neigenonshert krachtdaadelijk, Vfal. 119: vers
3f. en trekken ohs achter hem, Hogel. 1 r<vers 4- enreini-
gen ons hert door’t geloove, Hand. 1 y: v. 9. Derhalven
'-wrlligt hem in, dat hy zijn Koninklijk Ampt ontrent u
tiitvoere. Ten anderen, De H. t’Samenkomflen, welkeik
boven breedt heb aangerecommandeert, endehaar wette-
lijkheidr, nurtigheidt ende noodzaaklijkheidt beweefen,
wildeik dat Gyl. veelfints onderhieldet, gelijk ik weet,
datgy 00k doCD;hoewel zonder verachtingh ende verfuy m
van de publijke t’Samenkomften, waarvan Gyl. vveetdat
ik altijdt U L. gev.vaarfdiouvvt heb; Duszal ikeindigen,
biddende, gebjk Paulas voor die van Colo (Jen, dat gy mocht
vervult warden met de kenniffc van Godtswil, in allewijsheidt
en geeflelijhverftant, op dat gy moagt wandtltn waardiglijk
den Heere, tot alle behaaglijkbeidt, in alien goeden werke
vrntht draagende, ende waffende in de kennijfe Godts, met
allekracht bekrdebtight-rjjnde , naderfterkte Tjjner heerhjkbeidt,
tot alle lijd^aamheidt, ende Ungmoedigheidt met blijdtfcbap,
dan-