Skip to main content

‹‹‹ prev (18)

(20) next ›››

(19)
Tot denLeezer
zetten, zoekende voor zijn Heer ende Meefter winftte
doen, arbeidende om Z,ielen te vangen, ende in tewin ■
nen tot Chriftus, ende om Zondaren van de dwalinge
haares wegstebekeeren, ende van de doodt tebehouden:
elk een bekcert zijnde , moet ook verfterken zijnen Bree¬
der , elk moet de gaven befteden, na de genade die hem
gegeven is , volgens Math, if: vers i6, xj. Spreuk. n.-
vers jo. lac. j: vers io. Luc. zi: vers 32. Rom. ix: vers
6, 7. 1 Cor. 12: vers 7. Dit geeft te kennen, dathetdes
Heeren wil cn welbehaagen is, dat de Chriftenenmeer-
maal, ende by alle goede gelegentheidt onderlinge verga-
deringen houden.
13. Reden,0m dat den noodt derChriftenen vereifeht,
dat zy meermaal t'famen zijn, dewijlezy malkanderen
van doen hebben, om hulp endeaanmoediging ende on-
derfteuning van elkander; geen Chriften kanzoophem
Zelyen beftaan, dat hy zijm Naaften niet van doen hebbe: zy
moeten zich t’famen voegen, ende elk des anders noodt
vcrvullen, en malkanderen de handen fterken, endeon-
derfehragen. Twee ^ijnbeter dan een, zegt den Vrediker: want
xjy hebben een goede belooning van haaren arbejdt, want indien
vallen, d'een recht \ijnen metge\elle op; maar wee den ee-
nen, diegevallen is, wantdaar is geentwede, omhemop tehel-
pen. Ende indten iemandt den eenen mochte overweldigen ■, \oo
Z'tillen de twee tegen hem beftaan, ende een drijvoudigfnoeren
wordt niethaaftgebrooken. Fred. 4: vers 9, 10,12. DeLeden
van ’t verborgene Lichaam Chrifti hebben malkander van
noode, ende moeten voor malkanderen gelijkeiprge dragen:
de ooge kan niet %eggen tot de handt, iken heb uniet van noode,
de leedendieons dunkende\wakfte, die ~{ijnnoodig, 1 Cor. 12:
vers 21, 22,27, Debevindingenendeiaitreddihgen, ende
vertrooftingen van den eenen zijn nuttigh voor den ande-
ren. Pauluseen Apoftel had met alleen de gebeden van de
Geloovige van Roomen van noode, maar ook de ver-
trooftingh en verfterkingh door haar geloof, ende
daarom verlangde hy haar te zien , ende tot haar tc
komen , Rom. 17: vers 30. Rom. 1: vers 11, 12, 13.
en in’t gemeen zcgt den Apoftel tegen de Geloovige